Heeft natuurwijn de toekomst?
Heeft natuurwijn de toekomst? vroeg het Poolse wijnmagazine Ferment me. Ik schetste de trends en ontwikkelingen in Noord-Europa aan de hand van drie stellingen:
Stelling 1: Natuurwijn is populair in landen die zelf geen wijn maken
Dat klopt ten dele. Ten eerste omdat die landen - zoals Nederland, Denemarken en Groot-Brittannië - inmiddels wél wijnproducerende landen zijn en dat ook steeds beter doen en kunnen. Je vindt er overigens slechts een handjevol natuurwijnproducenten.
Ten tweede speelt de natuurwijnscene zich voornamelijk af in de grote steden van die landen: Londen, Amsterdam, Kopenhagen. Maar wereldwijd geldt hetzelfde. Tokyo, New York City en Parijs zijn de natuurwijnhoofdsteden van de wereld. En laat die laatste nou net in Frankrijk liggen, een land met een lange en gerenommeerde historie op het gebied van wijn. Dus daar gaat de stelling al helemaal niet op. In Parijs moet je inmiddels je best doen om géén natuurwijn te vinden, klassieke wijnen beginnen er een zeldzaamheid te worden.
De verbindende factor is een andere. Al die steden worden bewoond door relatief veel vrijdenkende mensen, niet de ‘standaard’ inwoners van het land én een grote groep bereisde expats, die verder kijken. Met een alternatieve, creatieve en voor een deel ‘hippe’ blik. Soms gekoppeld aan een vergroot bewustzijn op het gebied van duurzaamheid en gezondheid. Niet voor niets wordt natuurwijn vaak gekoppeld aan restaurants waar groenten de hoofdrol spelen.
Maar laten we eerlijk zijn. Je moet ook ruimdenkend zijn om aan natuurwijn te willen beginnen. Het is vaak niet wat je gewend bent, zowel in aanzicht, geur en smaak. Je kan daarbij de behoefte hebben te willen behoren tot een trendy groep mensen die het anders doen. Vooral niet zoals je ouders, zoals in het dorp of de provincie waar je geboren bent. Want natuurwijn in zijn geheel ademt een andere kijk op de wereld. Echte regels gelden niet, of in minder mate, de etiketten zijn vaak spannend en kunstzinnig, en de wijnmakers meestal vrolijke levensgenieters.
Een natuurwijnproeverij is ook vele malen leuker dan een traditionele. Geen tl-verlichting, geen steriele tafels, geen saaie fiches techniques. Ga je natuurwijn proeven, dan bezoek je een feestje. Met twee dj’s achter de draaitafels (vinyl, uiteraard) en dus bont gekleurde lampen, in gebouwen waar sfeer, beleving en vriendschap belangrijker zijn dan hoe de wijn zich presenteert. Waar je de wijnmaker een boks geeft als hij of zij weer een coole fles opentrekt. De bezoekers zijn jong, met een geheel eigen stijl van kleding en smaak. Maar ook wijnliefhebbers zoals ik erkennen de aantrekkingskracht ervan. Het is een tegenbeweging, net zoals natuurwijn in de jaren zeventig in Beaujolais als tegenbeweging begon.

Stelling 2: De markt voor natuurwijn raakt verzadigd
De markt voor natuurwijn lijkt in de grote steden die ik hierboven vermeld inderdaad wat verzadigd te raken. Een letterlijke quote gehoord in Amsterdam: ‘Kan ik hier [vloekt] ook nog ergens gewone wijn krijgen!?’ De natuurwijnbars - maar ook restaurants, winkels en webshops - sprongen dan ook als paddenstoelen uit de grond de afgelopen jaren. En zoals het meestal gaat in een economie is er een tijd van groei en krimp. Er is een grens aan het aantal consumenten van natuurwijn, die neemt nu minder snel toe, er is een grens aan de hoeveelheid natuurwijn die een stad aankan (zeker een kleine stad als Amsterdam) en bovendien is het aanbod van natuurwijn voor eeuwig beperkt. Daar is het productieproces te arbeidsintensief en kleinschalig voor. Schaarste die overigens ook de prijzen opdrijft, maar dat weerhoudt de liefhebber er niet van om het te kopen. In sommige kringen telt de status die hoort bij het kunnen betalen van (soms veel te) dure flessen natuurwijn.
Een ander aspect is dat de populariteit van natuurwijn enkele voor- en nadelen met zich meebrengt. Het grote voordeel is het groeiende bewustzijn dat leeft bij vooral producenten van klassieke kwaliteitswijn, zij leren van goede natuurwijn(makers) en pikken daar de best werkende elementen uit. Minder sulfiet, minder chemische middelen, minder ingrepen in de kelder. Ook de conventionele markt beweegt langzaam mee. Grote merken willen ook het groenste jongetje in de klas zijn en stappen over op steeds duurzamere manieren van wijn maken. Mooi om te zien.
Het nadeel is dat er altijd gevalletjes 'greenwashing' tussen zitten en een duurzaam imago vooral een marketingactiviteit is. Omdat de verschillende stijlen die binnen het natuurwijnsegment populair zijn en je er dus goed geld mee kan verdienen, doen sommige producenten het er ‘even’ bij. Dan krijg je: veel te dure pet-nat en oranje wijn waar alle liefde en leven uitgefilterd is. Of een extra serie wijnen binnen het assortiment van een producent die als ‘zonder toegevoegd sulfiet' gelabeld worden, terwijl dat slechts één van de vele aspecten in het proces is die bepalen of iets ‘echt’ natuurwijn is. En misschien nog wel het minst belangrijke…
Vergeet niet dat natuurwijn maken een vak apart is. Je moet eerst een heel goede wijnmaker zijn voordat je wijnen met minimale interventie kan produceren. Zoals Piet Mondriaan eerst een meester was in realistische landschappen schilderen voordat hij zijn baanbrekende geometrisch-abstracte stijl ontwikkelde.

Stelling 3: Franse natuurwijn is het populairst
Ik kan het niet ontkennen. Hoewel andere landen in opkomst zijn, zowel in populariteit als in kwaliteit. Ook buiten Europa. Van de VS tot Australië, van Zuid-Afrika tot Argentinië.
Er zijn echter verschillen in de segmenten binnen alles wat als natuurwijn wordt gezien. Denk (opnieuw) aan pet-nat en oranje. Bij de eerste is er nogal eens verwarring met het Italiaanse ‘col fondo’ wat wel degelijk een tweede vergisting op de fles heeft gehad maar niet wordt gedegorgeerd. Oranje wijn is meestal natuurwijn, maar niet noodzakelijk. Enkele jaren geleden zag je in Nederland oranje wijn in de supermarkt, zoals Aldi, die goedkoop was maar niet heel goed. Veelal gemaakt in Roemenië en zeker niet van biologisch geteelde druiven. Die wijnen waren snel verdwenen. In het VK schijnt dit nog wel populair te zijn. Voor goede oranje wijnen zou ik me concentreren op landen als Italië, Slovenië, Istrië (zeker het grensgebied van die drie), Oostenrijk en Georgië. Bij pet-nat ligt het anders, dat wordt ‘overal’ gemaakt en daar bepaalt het vakmanschap van de wijnmaker of de kwaliteit goed is of niet. Hier tip ik landen als Spanje, Portugal, Frankrijk en Italië maar ook Kroatië en Slovenië.
Voor alle andere typen natuurwijn - rosé, wit en rood - pakt Frankrijk nog steeds de hoofdrol. Daar ligt nou eenmaal de bakermat en zijn er de meeste natuurwijnmakers. Kijk maar eens op de app Raisin - sowieso een must voor natuurwijnfans. Vaak zijn de producenten geclusterd in bepaalde regio’s: Loire, Beaujolais, Sud-Ouest, Elzas, Ardèche. Ook daarin is de populariteit onderhevig aan trends. Met als koploper de Jura. Een hit onder de hardcore-fans van natuurwijn. De grootste grap is nog dat wijnproducenten daar in sommige gevallen van zichzelf niet eens zeggen dat ze natuurwijn maken. Maar daar gaat het niet om. Uiteindelijk is natuurwijn ook gewoon wijn, alleen anders gemaakt, volgens een andere filosofie. Ik zie steeds meer eensgezinde wijnliefhebbers - en dat is ook een trend - die van goed gemaakte, zuivere, eerlijke wijnen houden. Vandaar dat Champagne daar ook bij past, wel bij voorkeur een biodynamische ‘grower-Champagne’ uit de Côte des Bar. Dat dan weer wel.
Samenvatting en toekomstbeeld
Hoe dan ook, natuurwijn is en blijft een niche. Ik geef workshops over natuurwijn op een wijnfestival in Nederland dat van stad naar stad reist en ik merk dat het veel uitmaakt in welke stad je bent. Buiten het drukbevolkte westen van ons land zijn mensen toch minder ruimdenkend van smaak. Zelfs wijndocenten in grote steden zijn terughoudend. Vooral de oudere garde. Hebben ooit natuurwijn geprobeerd, dat viel hen tegen en daarna proefden ze het nooit meer. Een enkeling weigerde, tijdens een masterclass die ik gaf, vanwege de geur een bepaalde wijn zelfs te proeven! Terwijl de jongere deelnemers heel enthousiast waren…
Natuurwijn is voor een selecte groep wijndrinkers. De markt is in die zin veranderd, dat we voorbij het punt geraakt zijn van: ‘Doe mij nog maar zo’n lekkere stinkerd.’ De tijd dat natuurwijn funky moet zijn, naar boerenstal moet ruiken, naar azijn of naar eieren begint tot het verleden te behoren. De eerste lichting importeurs in Nederland, die altijd al vonden dat (natuur)wijn vooral kwaliteit moest hebben, zonder allesoverheersende wijnfouten, is nog altijd de groep die het goed doet en blijft doen. Degenen die er vooral voor de hype in zitten, zal het lastiger hebben of krijgen. Denk ik. In restaurants (vooral in de groentekeuken) zie je steeds vaker dat natuurwijn niet meer de hele kaart bepaalt. Nee, er is een wijnkaart waar kleur of afkomst de volgorde bepaalt en in mindere mate hoe de wijn gemaakt is. Daar kun je zelf je keuzes in maken, al dan niet geholpen door een goede sommelier of door begeleidende icoontjes en uitleg op de kaart. Denk aan: bio, biodyn, vegan, vin nature, minimal intervention, et cetera.
Zo zie ik natuurwijn in de toekomst ook voor me. Gewoon wijn, tussen alle andere wijnen in het schap of op de kaart. Maar wel op een manier gemaakt die inspirerend is voor andere producenten en nieuwe consumenten. Want wijn van wijngaarden met een levende bodem, vol biodiversiteit en waar gezonde druiven groeien - dat zou de norm moeten zijn. Gelukkig gaan we die kant op, geen enkele jonge wijnboer haalt het nu in zijn hoofd om niet op zijn minst biologisch te beginnen. Een prettige gedachte. Nu alleen nog van dat koper af…
[ ] Dit artikel verscheen eerder in Ferment Magazine, over natuurwijn: Naturalny.
